Categorieën
Blogs

Wachten tot je een ons weegt – Artikel 36 Sv: verzoek beëindiging zaak

|

Vier jaar lang in onzekerheid over een diefstal van een chocoladereep?

Op 2 juni 2013 ontvangt X een strafbeschikking van het Openbaar Ministerie waarin staat dat zij wordt verdacht van de diefstal van een chocoladereep t.w.v. € 3,50. X ontkent en gaat in verzet. Een veroordeling heeft grote gevolgen voor haar. Het zou een strafblad opleveren en invloed hebben op de verkrijging van een VOG.

Op 2 april 2014 wordt de zaak inhoudelijk behandeld door de rechtbank. De officier van justitie verzoekt om aanhouding van de zaak, omdat volgens hem nog getuigen moeten worden gehoord. De rechtbank wijst dit toe voor onbepaalde tijd en op 6 december 2014 worden getuigen gehoord. Het Openbaar Ministerie dient de zaak vervolgens weer op zitting plannen, maar een nieuwe zittingsdatum blijft uit. In 2017 verkeert de verdachte nog steeds in onduidelijkheid omtrent de afdoening van de zaak.

Wij merken het steeds vaker: zaken die zonder reden jarenlang op de plank blijven liggen bij het Openbaar Ministerie en waar maar geen duidelijkheid wordt verschaft over de afdoening ervan. Niet alleen een ergernis van advocaten, maar vooral zeer vervelend voor een verdachte.

Redelijke termijn

Ingevolge artikel 6 lid 1 EVRM heeft iedere verdachte het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Artikel 6 EVRM beoogt onder meer te waarborgen dat een verdachte niet onredelijk lang onder dreiging van een (verdere) strafvervolging leeft. Naast de bescherming van de belangen van de verdachte zijn er andere waarom een zaak binnen een redelijke termijn moet worden afgedaan. Denk hierbij aan de bescherming van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen, de preventieve werking van berechting en bestraffing en de belangen van slachtoffers. Kortom, iedereen heeft baat bij een zo spoedig mogelijke afwikkeling van een strafzaak! Onze hoogste rechterlijke instantie – de Hoge Raad – heeft overwogen dat het uitgangspunt moet zijn dat zaken binnen twee jaren afgedaan moeten worden.

Moet je als verdachte blijven afwachten wanneer je inmiddels al ruim twee jaren in onzekerheid verkeert over de afdoening van de zaak?

Artikel 36 Sv

Artikel 36 Sv zegt dat een verdachte of rechter-commissaris een verzoek kan indienen bij de rechtbank die de zaak in behandeling heeft om te verklaren dat de zaak is beëindigd. Dit kan wanneer voortzetting van de vervolging door het Openbaar Ministerie uitblijft. In beginsel kan dit verzoek in ieder stadium van de vervolging worden ingediend.

Uit jurisprudentie volgt dat het kan lonen een verzoekschrift in de zin van artikel 36 Sv in te dienen. Zo heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 juni 2016 (NbSr 2016/157) in een eenvoudige zaak met een totaal tijdsverloop van 36 maanden de zaak voor geëindigd verklaard, ondanks dat een inhoudelijke behandeling twee maanden later zou plaatsvinden.

In mei 2018 heeft de Rechtbank Groningen, naar aanleiding van het door ons ingediende verzoekschrift in de zin van artikel 36 Sv, een zaak beëindigd verklaard. Twee jaren na de aanhouding was de zaak nog niet inhoudelijk behandeld. De rechtbank achtte het handelen van het OM in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor cliënt een onredelijk lange termijn in onzekerheid heeft verkeerd omtrent de afdoening van zijn zaak. Volgens de rechtbank werd met de voortzetting van de vervolging geen redelijk doel meer gediend. Bekijk hier de uitspraak.

Verkeert u al geruime tijd in onduidelijkheid omtrent de afdoening van uw strafzaak? Schroom niet en neem contact met ons op! Wij kunnen voor u navraag doen bij het Openbaar Ministerie omtrent de stand van zaken en eventueel beoordelen of het in uw geval zinvol is een verzoek tot beëindiging zaak in te dienen.

Deel deze pagina

Door Mr. Maartje Schaap

Strafrecht Advocaat