Categorieën
Blogs

De Wet Straffen en Beschermen; beschermt niemand

|

De Eerste Kamer heeft op dinsdag 23 juni jl.  ingestemd met het wetsvoorstel Straffen en Beschermen. Hierdoor treedt de wet naar verwachting op 1 januari 2021 in werking. De toepassingsvoorwaarden bij het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) aan langgestraften worden hierdoor aangescherpt. Een zeer zorgelijke ontwikkeling als je het mij vraagt.

Het opleggen van een gevangenisstraf kent verschillende doelen. Vergelding, afschrikking en beveiliging van de samenleving zijn daar enkele belangrijke voorbeelden van. Maar een tijdelijke gevangenisstraf eindigt definitief nadat de door de rechter opgelegde straf geheel is ondergaan. De veroordeelde tot een tijdelijke gevangenisstraf zal vroeg of laat terugkeren in de vrije samenleving. Resocialisatie is daarom eveneens een belangrijk strafdoel. Dit doel is zelfs wettelijk verankerd in artikel 2 lid 2 van de Penitentiaire beginselenwet, ofwel het ‘resocialisatiebeginsel’. Met het resocialisatiebeginsel wordt nagestreefd dat de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraf zoveel mogelijk in dienst staat van de voorbereiding op de terugkeer in de samenleving.

Gedetineerden worden in gevangenissen afgezonderd van hun normale omgeving, beperkt in hun vrijheden en ontdaan van de verantwoordelijkheden die horen bij participatie aan een vrije samenleving. Deze onnatuurlijke situatie zorgt met regelmaat voor ingrijpende psychische, sociale en maatschappelijke problemen. De terugkeer in de samenleving van een langdurig gestrafte gaat bovendien vaak samen met aanpassingsproblemen. Na afloop van de straf kunnen ex-delinquenten hun leven niet altijd invullen op de manier zoals zij dat zelf graag zouden willen. Hierdoor ontstaat het risico dat zij opnieuw strafbare feiten plegen.

Door voorzieningen ter beschikking te stellen waarmee gewerkt kan worden aan een succesvolle terugkeer in de samenleving wordt de kans op recidive verminderd.  De v.i. is ingevoerd om de overgang van detentie naar vrijheid meer geleidelijk te laten verlopen. Daarmee is het de belangrijkste voorziening om het resocialisatiedoel te kunnen verwezenlijken, met name als het langgestraften betreft. V.i. vormt het sluitstuk van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Na de detentieperiode kan tijdens de v.i. de invrijheidgestelde de eerste periode van zijn vrijlating indien nodig door het opstellen van bijzondere voorwaarden bijgestuurd worden. Zij is gericht op begeleiding en tevens op de beveiliging van de samenleving tegen terugval van de veroordeelde.

De huidige v.i.-regeling

De v.i.-regeling heeft de afgelopen jaren diverse wijzigingen ondergaan. Sinds 2008 zijn de voorwaarden om voor v.i. in aanmerking te komen reeds strikter geworden. Hierdoor is het niet meer vanzelfsprekend dat v.i. wordt verleend aan iemand die het grootste deel van de gevangenisstraf heeft “uitgezeten”.

Onder de thans geldende wetgeving wordt de veroordeelde tot een vrijheidsstraf van meer dan een jaar en maximaal twee jaren in beginsel voorwaardelijk in vrijheid gesteld op het moment dat de vrijheidsbeneming tenminste een jaar heeft geduurd en als van het resterende ten uitvoer te leggen gedeelte tenminste een derde is ondergaan. De veroordeelde tot een tijdelijke gevangenisstraf van meer dan twee jaren wordt voorwaardelijk in vrijheid gesteld wanneer hij twee derde gedeelte daarvan heeft ondergaan. Veroordeelden worden niet voorwaardelijk vrijgelaten indien de rechter een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk heeft opgelegd, indien de ten uitvoer te leggen straf het gevolg is van een overtreden voorwaarde, of wanneer de veroordeelde een vreemdeling is zonder rechtmatig verblijf in Nederland

Het Openbaar Ministerie (OM) speelt bij het verlenen van v.i. onder de huidige wetgeving een grote rol. Op basis van adviezen van de reclassering en de directeur van de PI beoordeelt het OM of een veroordeelde met v.i. kan gaan. Het OM kan beslissen dat v.i. op een later moment ingaat (uitstel) of in zijn geheel achterwege wordt gelaten (afstel).  In de laatste twee gevallen dient het OM een vordering tot uitstel of afstel van v.i. in bij de rechtbank. Indien de veroordeelde wel met v.i. gaat, kan het OM op basis van de adviezen beslissen of er nog bijzondere voorwaarden moeten worden verbonden aan de v.i. zodat gedrag kan worden bijgestuurd.

Als een veroordeelde zich tijdens de detentie ernstig heeft misdragen kan dit leiden tot uitstel of afstel van v.i. Hiervan kan sprake zijn in het geval van (1) ernstige bezwaren of een veroordeling ter zake van een misdrijf, of (2) gedrag dat tijdens de detentie meermalen heeft geleid tot het opleggen van een disciplinaire straf. Bij overtreding van de voorwaarden of het niet nakomen van afspraken kan het OM bovendien een vordering tot herroeping indienen bij de rechtbank, waardoor de v.i. kan worden opgeheven en iemand terugkeert naar de gevangenis om het resterende strafdeel te ondergaan. Mijns inziens betreft dit ‘ja, tenzij..’ principe een rechtvaardig systeem waarbij uiteindelijk de rechter beslist of v.i. niet wordt verleend.

De nieuwe v.i.-regeling

Volgens minister Dekker wordt de maatschappij door de huidige wetgeving echter nog niet genoeg beschermd. De periode van v.i. wordt door de wetswijziging aanzienlijk ingekort. Met deze wet wordt de v.i. gemaximeerd op twee jaar. De nieuwe regeling wordt toegepast op iedereen die na inwerkingtreding van de wet wordt veroordeeld, hetgeen in praktijk betekent dat iemand die op 31 december 2020 wordt veroordeeld nog onder de huidige regeling valt en wie op 1 januari 2021 wordt veroordeeld, valt onder de nieuwe regeling.  Dit op zichzelf brengt al onrechtvaardige verschillen met zich mee.

Daarnaast gaat de v.i. niet langer van rechtswege in, maar neemt het OM voortaan voor iedere gedetineerde een individuele beslissing of v.i. al aan de orde is. De rechter wordt dus buitenspel gezeg en v.i. wordt afhankelijk gemaakt van het gedrag van de gedetineerde in de gevangenis.  Ten aanzien van gedetineerden die hun gedrag aanpassen en zich willen inzetten, zal worden bekeken of zij stapsgewijs vrijheden kunnen opbouwen, zodat zij kunnen toewerken naar de v.i. Daarmee wordt v.i. dus een beloning voor goed gedrag tijdens de detentieperiode. Alleen de gedetineerden die zich goed gedragen in de gevangenis komen voortaan nog voor v.i. in aanmerking. Ik vind dit een zorgelijke ontwikkeling die indruist tegen het karakter van het resocialisatiebeginsel. Veiliger voor de samenleving is deze wijziging evenmin.

Het resocialisatiebeginsel is niet een vrijblijvende doelstelling die opzij kan worden geschoven voor groepen gedetineerden die niet aan bepaalde voorwaarden voldoen, maar een opdracht aan de overheid die zich in principe over alle gedetineerden uitstrekt. Het is onverdedigbaar dat gedetineerden het recht op voorzieningen die invulling geven aan het resocialisatiebeginsel, zoals v.i.,  zomaar verliezen omdat ze zich onvoldoende gemotiveerd of onverantwoordelijk zouden tonen. Veel gedetineerden zijn nou eenmaal niet in staat om aan de strenge voorwaarden voor goed gedrag binnen detentie te voldoen.  Het uitsluiten van een grote groep gedetineerden bij resocialiserende activiteiten zoals v.i. is strijdig met het karakter van het resocialisatiebeginsel nu resocialisatie een recht is en geen gunst. 

Ik ben niet tegen het belonen van inzet en motivatie van gedetineerden met extra vrijheden. V.i. mag alleen niet slechts voorbehouden zijn aan hen die zich goed gedragen in detentie. Door een veroordeelde niet voorwaardelijk in vrijheid te stellen, keert hij zonder begeleiding terug in de samenleving waardoor de kans op het plegen van nieuwe strafbare feiten aanzienlijk is. Dit terwijl het beveiligen van de maatschappij door recidive te voorkomen het doel van v.i. is. Geen v.i. verlenen en een veroordeelde na de straftijd onbegeleid vrijlaten, draagt in ieder geval niet bij aan het verminderen van recidive en daarmee ook niet aan een veiligere samenleving.

Deel deze pagina

Door Mr. Iris Djordjevic

Strafrecht Advocaat